Naar inhoud springen

Nikolaus Lenau

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Nikolaus Lenau
Portret Nikolaus Lenau, door Friedrich Amerling
Portret Nikolaus Lenau, door Friedrich Amerling
Algemene informatie
Volledige naam Nikolaus Franz Niembsch Edler von Strehlenau
Geboren 13 augustus 1802
Geboorte­plaats Schadat
Overleden 22 augustus 1850
Overlijdensplaats Oberdöbling (hedendaags in Wenen)
Land Oostenrijk
Beroep dichter
Handtekening Handtekening
Werk
Stroming Biedermeier-tijd
Bekende werken Faust: Ein Gedicht
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Nikolaus Lenau, eigenlijk Nikolaus Franz Niembsch Edler von Strehlenau (Schadat 13 augustus 1802 – Oberdöbling, tegenwoordig deel uitmakend van Wenen, 22 augustus 1850) was een Oostenrijks dichter uit de Biedermeier-tijd.

Leven en werk

[bewerken | brontekst bewerken]

Lenau groeide op in een familie van verarmde adel. Hij studeerde rechten, filosofie en medicijnen in Wenen en Heidelberg, en raakte daar bevriend met Franz Grillparzer en Gustav Schwab. In 1831 liet hij zich neer in Stuttgart, waar hij meewerkte aan Johann Friedrich Cotta’s bekende tijdschrift Morgenblatt für gebildete Stände. Hij maakte naam met zijn bundels Gedichte en Schilflieder (beide 1832), en werd wel de 'Duitse Byron' genoemd. In lijn met het oeuvre van Byron omvatten zijn gedichten het hele arsenaal van romantische beelden en 'Weltschmerz'-stemmingen. Zijn poëzie is melancholisch, sterk in landschapsschilderingen en opvallend muzikaal.[1]

Een ongelukkige liefde voor Freifrau Sophie von Löwenthal dreef de gespleten en gepassioneerde Lenau in 1832 naar de Verenigde Staten, waar hij op een farm rust hoopte te vinden. In 1833 keerde hij echter ontgoocheld weer naar Duitsland terug en zou enige jaren afwisselend verblijven in Württemberg en Wenen. In deze periode schreef hij zijn onvolprezen bundels Savonarola (1837) en Neuere Gedichte (1838). Zijn filosofische en historische geschriften zijn minder geslaagd.

Vanaf 1840 verergerden de psychische problemen van Lenau en vanaf 1844 verbleef hij in een tehuis. Hij overleed in 1850 in een gesticht te Oberdöbling, nabij Wenen, 48 jaar oud.

  • Die Heideschenke
  • Der Unbeständige, 1822
  • Abschied. Lied eines Auswanderers, 1823
  • Die drei Indianer, 1832
  • Gedichte, 1832
  • Schilflieder, 1832
  • Bitte, 1832
  • Polenlieder, 1835
  • Der Postillion 1835
  • Faust. Ein Gedicht, 1836
  • Savonarola, 1837
  • Stimme des Kindes, 1838
  • Neuere Gedichte, 1938
  • In der Neujahrsnacht, 1840
  • Die Drei, 1842
  • Die Albigenser, 1842
  • Waldlieder, 1843
  • Blick in den Strom, 1844
  • Eitel nichts!, 1844
  • Don Juan (Fragment), 1844
  • Winternacht, 1848
[bewerken | brontekst bewerken]
  1. Lenau's Don Juan (1851) werd door Richard Strauss verwerkt in een symfonische compositie. Ook andere componisten als Othmar Schoeck en Anton Rubinstein zetten gedichten van Lenau op muziek.