Naar inhoud springen

Verdrag van Lissabon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door FoekeNoppert (overleg | bijdragen) op 24 mrt 2009 om 19:27. (Europees Parlement)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Zie Verdrag van Lissabon (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Verdrag van Lissabon.
De regeringsleiders van de 27 lidstaten ter gelegenheid van de ondertekening van het verdrag op 13 december 2007 in Lissabon.

Het Verdrag van Lissabon of Hervormingsverdrag (officiële titel: Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) is een verdrag van de Europese Unie getekend in Lissabon op 13 december 2007. Het verandert het functioneren van de Unie via een reeks amendementen op de verdragen van Rome en Maastricht. De geconsolideerde versies van deze documenten moeten de wettelijke basis vormen voor de Europese Unie. Het Verdrag moet de in 2005 door de Franse en Nederlandse kiezers verworpen Europese Grondwet vervangen.

De belangrijkste wijzigingen die besloten liggen in het Verdrag van Lissabon betreffen de afschaffing van de Europese pijlerstructuur, het toegenomen belang van het stemmen via gekwalificeerde meerderheid in de Europese Raad, een grotere rol voor het Europees Parlement en de introductie van een Voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken. De ratificatie van het verdrag door alle lidstaten stond gepland voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2009. Vijfentwintig van de 27 lidstaten hebben het document tot dusver geratificeerd, maar in Ierland werd het verdrag op 12 juni 2008 via een referendum afgewezen. De toekomst van het verdrag is hierdoor onduidelijk geworden, evenals de eventuele datum van inwerkingtreding die aanvankelijk gepland stond voor 1 januari 2009.

Geschiedenis

Achtergrond

De noodzaak tot hervorming van de instituties van de Europese Unie werd opgenomen in een verklaring bij het Verdrag van Nice in 2001, met het oog op de toetreding van twaalf Oost-Europese lidstaten in 2004 en 2007. In de Verklaring van Laken van december 2001 legden de toenmalige lidstaten zich toe op het vergroten van het democratisch gehalte en transparantie binnen de Unie. Derhalve werd de Europese Conventie opgericht onder het voorzitterschap van de Franse oud-president Valéry Giscard d'Estaing, ter voorbereiding van de op te stellen Europese Grondwet. De Conventie bestond voornamelijk uit afgevaardigden van de nationale parlementen van lidstaten en kandidaat-lidstaten, maar omvatte ook delegaties van overheden. Het definitieve ontwerp werd in juli 2003 naar de lidstaten gezonden, die het op een Europese top in juni 2004 officieel goedkeurden.

De grondwet werd op 29 oktober 2004 door 25 regeringsleiders ondertekend tijdens een ceremonie in Rome. Voordat hij van kracht kon worden, moest hij nog geratificeerd worden door alle lidstaten. Dit ratificatieproces verschilt per land, naar gelang hun politieke en constitutionele tradities. In de zomer van 2005 werd de grondwet verworpen door zowel het Franse als Nederlandse electoraat via referenda. Op dat moment was het document al door zestien lidstaten geratificeerd, waaronder in Spanje en Luxemburg waar referenda wel tot instemming van de bevolking leidden. De benodigde unanimiteit en daarmee de grondwet waren hiermee definitief van de baan.

Herziening van het Verdrag

Merkel en Barroso in Berlijn ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van het Verdrag van Rome

Het constitutioneel proces lag gedurende een “periode van reflectie” stil, totdat Duitsland in 2007 het roterende voorzitterschap van de Europese Raad overnam. Op 1 januari van dat jaar traden ook Roemenië en Bulgarije toe tot de Unie, waarmee het totaal aan lidstaten naar 27 steeg. In maart werd ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome de Verklaring van Berlijn unaniem aangenomen door de lidstaten. In die verklaring legden de 25 landen hun intentie vast om vóór de Europese verkiezingen van 2009 een nieuw verdrag geratificeerd te hebben. Het Actiecomité voor Europese Democratie, geleid door de oud-minister president Giuliano Amato van Italië en derhalve ook wel de Amata-groep genoemd, werd aangesteld om de grondwet te herzien. De herziene versie, die op 4 juni 2007 in het Frans werd gepubliceerd, moet volgens de tijdlijn in de Verklaring van Berlijn op 1 januari 2009 in werking treden.[1]

Op 21 juni 2007 kwam de Europese Raad bijeen in Brussel. Onder het voorzitterschap van de Duitse bondskanselier Angela Merkel werd een Intergouvernementele Conferentie van een mandaat voorzien om de nieuwe verdragstekst van de terminologie en symbolen van de verworpen grondwet te ontdoen. Onder druk van het Verenigd Koninkrijk en Polen voegde de Raad een protocol toe waarmee de invloed van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in deze landen enigszins wordt beperkt. Ook werd de term “Hervormingsverdrag” geïntroduceerd, om het verschil met de grondwet te onderstrepen. De regeringsleiders stemden ermee in dat het nieuwe verdrag de de verdragen van Rome en Maastricht zou wijzigen. Deze eerste wordt met de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag omgedoopt in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Tijdens de onderhandelingen stond de Poolse delegatie erop dat de stemprocedures in de Raad van de Europese Unie veranderd zou worden, om middelgrote landen zoals Polen minder te benadelen.[2]

Naamgeving

Voorafgaand aan de ondertekening van het verdrag circuleerden meerdere mogelijke benamingen. De Amato-groep introduceerde aanvankelijk de term "Nieuw Verdrag" en vervolgens "Hervormingsverdrag". De Franse president Nicolas Sarkozy stelde de benaming "mini-verdrag" of "vereenvoudigd verdrag" voor, die, gezien het feit dat het document 145 pagina's telt en daarnaast 36 protocollen, 26 declaraties en een uitgebreide concordantietabel bevat, geen weerklank vonden.

Acht lidstaten, waaronder Duitsland, wilden de oorspronkelijk titel van "Europese Grondwet" behouden. Uiteindelijk besloot men in de traditie van de verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice het document het "Verdrag van Lissabon" te noemen. Deze bepaling is opgenomen in artikel 7 van het verdrag.

Intergouvernementele Conferentie

Na het opstellen van het mandaat, werd de intergouvernementele conferentie op 23 juli 2007 bijeengeroepen. Portugal, op dat moment voorzitter van de Unie, presenteerde een 145 pagina’s tellend ontwerpverdrag dat op de website van de Raad van de Europese Unie gepubliceerd werd. De conferentie bestond uit afgevaardigden, zowel uit politieke als academische kringen, van iedere lidstaat, alsmede een driekoppige delegatie van het Europees Parlement.

Voorafgaand aan de opening van de conferentie gaf de Poolse regering te kennen de in juni gesloten onderhandelingen te willen heropenen. Druk vanuit andere lidstaten leidde ertoe dat de conferentie plaats kon vinden zoals gepland. In oktober kwamen juridische experts uit alle 27 lidstaten bijeen om het definitieve ontwerp aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen. Op dat moment leidde de beslissing de verdragstekst in Portugal te laten ondertekenen ook tot de naam "Verdrag van Lissabon". Tijdens een vergadering van staatshoofden op 18 en 19 oktober 2007 werden nog enkele concessies gedaan om ondertekening door alle regeringsleiders te garanderen:

Ratificatieproces

De ondertekeningsceremonie in het Mosteiro dos Jerónimos

De ondertekeningsceremonie vond plaats op 13 december 2007 in het Mosteiro dos Jerónimos in de Portugese hoofdstad Lissabon.[7] De Britse premier Gordon Brown was als enige regeringsleider niet aanwezig bij de ceremonie. Vanwege binnenlandse prioriteiten ondertekende hij het verdrag afzonderlijk, enkele uren nadat de overige gedelegeerden vertrokken waren.[8]

 Ratificatie via referendum
 Parlementaire ratificatie
 Geratificeerd
 Niet geratificeerd

Omdat het Verdrag van Lissabon veelal een verdragswijziging betreft, en niet zoals het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa een vervanging is voor de bestaande verdragen, waren de Britse, Deense, Portugese en Nederlandse regeringen van mening dat zij geen volksraadplegingen hoefden te organiseren over de inhoud van het Verdrag. In Ierland, waar een referendum voor elk verdrag dat soevereiniteit overdraagt verplicht is, werd op 12 juni 2008 een volksraadpleging gehouden, die leidde tot afwijzing van het Verdrag. Het was daarmee het enige land om een referendum te organiseren betreffende het Hervormingsverdrag.

In Nederland was een referendum van de baan nadat de Partij van de Arbeid, in strijd met haar eigen verkiezingsprogramma, besloot tegen het houden van een referendum te stemmen. Daarnaast ontstond in Nederland ophef over een Europees fonds dat financiële middelen verschafte aan organisaties die de maatschappelijke discussie over Europa stimuleren. Het fonds zou het merendeel van haar steun verstrekken aan pro-Europese of neutrale instanties.[9] Het verdrag werd in de zomer van 2007 behandeld en goedgekeurd door de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer. Ondanks berichten in binnenlandse en buitenlandse pers is in België is het ratificatieproces nog niet volledig doorlopen. De parlementen van de federale instellingen en de gewestelijke wetgevingsorganen stemden voor (het Brussels Franstalig Parlement als laatste op 11 juli 2008); desondanks is er nog geen federale afkondiging in het Staatsblad verschenen. De Belgische regering heeft haar ratificatie al wel gedepositeerd, waarmee het proces vanuit verdragsrechtelijk oogpunt hoedanook voltooid is.

Wanneer het ratificatieproces in 2008 volgens plan was verlopen, zou het verdrag op 1 januari 2009 in werking treden. Naar aanleiding van het Ierse referendum in juni 2008 is deze planning op losse schroeven komen te staan. Als de lidstaten het document niet voor de geplande datum geratificeerd hebben, wordt het verdrag van kracht op de eerste dag van de maand na de laatste ratificatie. De Hongaarse Nationale Vergadering stemde als eerste in met het Hervormingsverdrag, op 17 december 2007. Met uitzondering van Ierland en Tsjechië hebben alle lidstaten het verdrag geratificeerd.

Overzicht van het ratificatieproces

Lidstaat Stemdatum Instelling Voorgestemd Tegengestemd Onthouding Depositie[10] Verw.
Vlag van België België 6 maart 2008 Senaat 48 8 1 15 oktober 2008 [11][12]
10 april 2008 Kamer van Volksvertegenwoordigers 116 18 7 [13]
27 juni 2008 Brussels Hoofdstedelijk Parlement 65 10 1 [12]
27 juni 2008 Verenigde Vergadering 66 10 0 [12]
10 juli 2008 Vlaams Parlement 0 0 0 [12]
14 mei 2008 Waals Parlement 56 2 4 [12]
53 3 2 [12]
20 mei 2008 Parlement van de Franse Gemeenschap 67 0 3 [12]
11 juli 2008 Brussels Franstalig Parlement 0 0 0 [12]
19 mei 2008 Parlement van de Duitstalige Gemeenschap 22 2 1 [12]
Vlag van Bulgarije Bulgarije 21 maart 2008 Nationale Vergadering 195 15 30 28 april 2008 [14]
Vlag van Cyprus Cyprus 3 juli 2008 Huis van Afgevaardigden 31 25 0 26 augustus 2008 [15]
Vlag van Denemarken Denemarken 24 april 2008 Folketing 90 25 0 29 mei 2008 [16]
Vlag van Duitsland Duitsland 24 april 2008 Bondsdag 515 58 1 [17]
23 mei 2008 Bondsraad 65 0 4 [18]
Vlag van Estland Estland 11 juni 2008 Landdag 91 1 9 23 september 2008 [19]
Vlag van Finland Finland incl.
Ålandseilanden
11 juni 2008 Rijksdag 151 27 21 30 september 2008 [20]
onbekend Parlement van Åland [21]
Vlag van Frankrijk Frankrijk [22] 7 februari 2008 Nationale Vergadering 336 52 22 14 februari 2008 [23]
7 februari 2008 Senaat 265 42 13 [24]
Vlag van Griekenland Griekenland 11 juni 2008 Hellenisch Parlement 250 42 0 12 augustus 2008 [25]
Vlag van Hongarije Hongarije 17 december 2007 Nationale Vergadering 325 5 14 6 februari 2008 [26]
Vlag van Ierland Ierland 12 juni 2008 Referendum 46,6% 53,4% 0,0% [27]
29 april 2008 Lagerhuis Goedgekeurd
5 mei 2008 Senaat Goedgekeurd
Vlag van Italië Italië 31 juli Kamer van Afgevaardigden 630 0 0 8 augustus 2008 [28]
23 juli 2008 Senaat 286 0 0 [29]
Vlag van Letland Letland 8 mei 2008 Landdag 70 3 1 16 juni 2008 [30]
Vlag van Litouwen Litouwen 8 mei 2008 Landdag 83 5 23 26 augustus 2008 [31]
Vlag van Luxemburg Luxemburg 29 mei 2008 Kamer van Afgevaardigden 47 1 3 21 juli 2008 [32]
Vlag van Malta Malta 29 januari 2008 Huis van Afgevaardigden 65 0 0 6 februari 2008 [33]
Vlag van Nederland Nederland 5 juni 2008 Tweede Kamer 111 39 0 11 september 2008 [34]
8 juli 2008 Eerste Kamer 60 15 0 [35]
Vlag van Oostenrijk Oostenrijk 9 april 2008 Nationalrat 151 27 0 13 mei 2008 [36]
24 april 2008 Bondsraad 58 4 0 [37]
Vlag van Polen Polen 1 april 2008 Lagerhuis 384 56 12 [38]
2 april 2008 Senaat 74 17 6
Vlag van Portugal Portugal 23 april 2008 Vergadering van de Republiek 208 22 0 17 juni 2008 [39]
Vlag van Roemenië Roemenië 4 februari 2008 Parlement 387 1 1 11 maart 2008 [40] [41]
Vlag van Slovenië Slovenië 29 januari 2008 Nationale Vergadering 74 6 0 24 april 2008 [42]
Vlag van Slowakije Slowakije 10 april 2008 Nationale Raad 103 5 1 24 juni 2008 [43]
Vlag van Spanje Spanje 15 juli Congres van Afgevaardigden 322 6 2 8 oktober 2008
15 juli 2008 Senaat 232 6 2
Vlag van Tsjechië Tsjechië 18 februari 2009 Kamer van Afgevaardigden 125 61 14 [44]
onbekend Senaat
Vlag van Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk
incl. Gibraltar
11 maart 2008 House of Commons 346 206 81 16 juli 2008 [45][46]
18 juni 2008 House of Lords Content [47]
onbekend Parlement van Gibraltar [48]
Vlag van Zweden Zweden 20 november 2008 Rijksdag 243 39 13 10 december 2008 [49]
Europese Unie 20 februari 2008 Europees Parlement 525 115 29 niet van toepassing [50] [51]

Structuur

Het Verdrag van Lissabon omvat een aantal amendementen op de verdragen van Rome en Maastricht uit respectievelijk 1957 en 1992. Deze eerste zal vanaf de inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag bekend staan als het "Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie". Het nieuwe verdrag bestaat uitsluitend uit kruisverwijzingen, en is niet bedoeld om als op zichzelf staande tekst geraadpleegd te worden. Dit in tegenstelling tot de Europese Grondwet, die in zijn geheel de voorgaande verdragen van de Europese Unie zou hebben vervangen.

Het Hervormingsverdrag bevat 271 pagina’s. Ruwweg de helft hiervan bevatten de daadwerkelijke amendementen, de overige helft bestaat uit de slotbepalingen, protocollen en de slotakte.

Inhoud

Instellingen van de Unie

In afwachting van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon telt de Europese Unie vijf officiële instellingen: de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement, het Hof van Justitie en de Rekenkamer. Het Verdrag zou de Europese Raad, waarin regeringsleiders zetelen, en de Europese Centrale Bank aan deze lijst toevoegen.

Europese Commissie

Het aantal Eurocommissarissen neemt af van 27 naar 18, om de Commissie efficiënter te kunnen laten werken. Onder het nieuwe systeem kan niet langer iedere lidstaat een Commissaris voordragen. De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid wordt automatisch vicevoorzitter van de Commissie.

Hoge Vertegenwoordiger

Het ambt van Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid wordt samengevoegd met de post van Eurocommissaris voor Buitenlandse Betrekkingen. De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger zal de Raad van de Europese Unie voorzitten wanneer de nationale Ministers van Buitenlandse Zaken erin zetelen, en is tegelijkertijd vicevoorzitter van de Europese Commissie, hoofd van het Europees Defensieagentschap en secretaris-generaal van de Europese Raad.

Nadat enkele lidstaten zich hadden uitgesproken tegen een dergelijke Europese topfunctie, die hun nationaal buitenlands beleid zou kunnen verzwakken, werd aan het mandaat van de intergouvernementele conferentie een verklaring toegevoegd die aangaf dat de Hoge Vertegenwoordiger op geen enkele manier de soevereiniteit van de lidstaten mag ondermijnen.[52]

Raad van de Europese Unie

De procedurele vergaderingen van dit orgaan, inclusief het stemmen der lidstaten, wordt openbaar gemaakt en per televisie uitgezonden. Daarnaast wordt het huidige rotatiesysteem van het voorzitterschap, waarbij iedere lidstaat 6 maanden aan het hoofd van de Raad staat, vervangen door een systeem waarbij 3 lidstaten het voorzitterschap gedurende anderhalf jaar op zich nemen om de continuïteit te waarborgen.

Het stemmen per gekwalificeerde meerderheid wordt de standaardprocedure. Beslissingen op de gebieden van externe betrekkingen, belastingen en defensie moeten nog steeds unaniem genomen worden. Een gekwalificeerde meerderheid wordt bereikt wanneer een meerderheid der lidstaten (55%), die samen ten minste 65% van alle inwoners van de Unie omvatten, instemmen met een voorstel. Beslissingen die worden genomen op voorstel van de Raad van de Europese Unie in plaats van de Europese Commissie vereisen dat 72% van alle lidstaten ermee instemt. Om wetgeving te blokkeren moeten minstens 4 landen tegenstemmen. Deze nieuwe procedures worden op verzoek van Polen pas in november 2014 van kracht.

Europees Parlement

De wetgevende macht van het Europees Parlement wordt onder het Hervormingsverdrag versterkt, door uitbreiding van de medebeslissingsprocedure. Deze procedure, waarbij het Parlement ontwerpwetgeving kan verwerpen, wordt de standaardprocedure binnen de Unie. Daarnaast moet het Parlement krachtens Lissabon haar goedkeuring verlenen voor het gehele budget, in plaats van voor bepaalde domeinen zoals voorheen.

Het aantal Europarlementariërs wordt teruggebracht van 785 naar 750, plus de voorzitter.

Hof van Justitie

Bestand:Europäischer Gerichtshof.jpg
Het Hof van Justitie in Luxemburg

De naam van het Hof wordt veranderd van “Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen” naar “Hof van Justitie van de Europese Unie”. Een nieuwe noodprocedure wordt in het leven geroepen, die het Hof in staat stelt zaken waarbij een betrokkene in hechtenis zit sneller te behandelen.

Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid blijft buiten de jurisdictie van het Hof, hoewel het wel zal mogen oordelen over aan derde landen opgelegde sancties. Daarnaast wordt haar jurisdictie uitgebreid naar zaken binnen de binnenlandse en justitiële samenwerking, wanneer het geen straf- of politiezaken betreft.

Het Gerecht van Eerste Aanleg wordt omgedoopt tot "Algemeen Hof".

Europese Centrale Bank

De Europese Centrale Bank wordt een officiële instelling van de Europese Unie. Daarnaast wordt de euro de officiële munteenheid van de Unie, hoewel dit noch de monetaire convergentie van de sinds 2004 toegetreden lidstaten, noch de uitzonderingsposities van Denemarken en Groot-Brittannië beïnvloedt.

Europese Raad

De Europese Raad, waarin regeringsleiders en staatshoofden zetelen, wordt één van de zeven officiële instellingen van de Unie, waardoor de bijeenkomsten van juridisch gescheiden worden van de Raad van de Europese Unie, waarin nationale ministers zetelen.

De nieuwe voorzitter van de Europese Raad zal verkozen worden door de leden van de Europese Raad voor een termijn van 30 maanden, ter vervanging van het huidige rotatiesysteem waarbij iedere 6 maanden een lidstaat het voorzitterschap op zich neemt. De verkiezing van de voorzitter vereist een gekwalificeerde meerderheid van leden van de Europese Raad, maar in tegenstelling tot bij de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie is instemming van het Europees Parlement niet vereist.

Het ambt is grotendeels administratief en coördinerend van aard. De voorzitter licht het Europees Parlement in na afloop van vergaderingen van de Europese Raad, en fungeert als contactpunt voor landen buiten de Unie. De Raad van Ministers behoudt het huidige systeem van halfjaarlijks voorzitterschap dat tussen de lidstaten rouleert.

Pijlerstructuur

Het Verdrag van Lissabon schaft de pijlerstructuur van de Europese Unie af, door de drie oude pijlers samen te voegen tot één rechtspersoon genaamd de "Europese Unie". Enkel de Europese atoomgemeenschap, Euratom, blijft buiten deze nieuwe structuur.

Sjabloon:EU-tijdlijn

Nationale Parlementen

De rol van nationale parlementen wordt middels het Verdrag van Lissabon vergroot. De landelijke volksvertegenwoordigingen zullen een vetorecht krijgen op het gebied van justitiële samenwerking. De periode waarin parlementen Europese wetsvoorstellen kunnen bestuderen alvorens bij de Europese Commissie een klacht in te dienen wegens schending van het subsidiariteitsbeginsel wordt verlengd van 6 naar 8 weken. Wanneer een substantiële minderheid van nationale parlementen aangeeft het voorstel van de Commissie niet te willen aanvaarden, moet de Commissie haar voorstel ofwel intrekken, of een met redenen omkleed advies uitbrengen waarin zij haar voorstel verdedigt.

Uitbreiding van de Unie

 Europese Unie
 Kandidaatlidstaat
 Mogelijke kandidaatlidstaten
 Debat over toetreding

Ondanks aandringen van de Nederlandse minister-president Jan Peter Balkenende zijn de Kopenhagen Criteria voor kandidaat-lidstaten niet opgenomen in het Verdrag van Lissabon, omdat dit het theoretisch gezien mogelijk zou maken dat het Hof van Justitie lidmaatschapsverzoeken kon honoreren of afwijzen aan de wettelijk vastgelegde criteria. Wel kan op Nederlands verzoek de officiële status van de overzeese gebieden van Frankrijk, Nederland en Denemarken gemakkelijker veranderd worden (van ultraperifere regio naar overzees gebied of vice versa). In afwachting van de inwerkingtreding van het Verdrag is dat alleen mogelijk door een omslachtige verdragswijzigingsprocedure.

Het Hervormingsverdrag introduceert ook voor het eerst in de geschiedenis van de Unie een afscheidingsclausule, indien een lidstaat haar lidmaatschap van de Unie wil opzeggen. Afgezien van de afscheiding van het Deense Groenland in 1985 heeft tot op heden geen enkele lidstaat te kennen gegeven zich af te willen splitsen.

Beleidsgebieden

De bevoegdheden van de Europese Unie ten opzichte van de lidstaten is in het Verdrag van Lissabon expliciet vastgelegd.

Exclusieve bevoegdheid voor de Unie
Enkel de Unie mag op deze gebieden wetgeving aannemen en internationale akkoorden sluiten.
Gedeelde bevoegdheid met de lidstaten
Lidstaten mogen geen wetten aannemen die afbreuk doen aan reeds aangenomen Europese wetgeving
Aanvullende bevoegdheid voor de Unie
Handelingen van de Unie mogen enkel het beleid van lidstaten ondersteunen, coördineren of aanvullen

Handvest van grondrechten

Hoewel het Handvest van grondrechten van de Europese Unie niet langer integraal is opgenomen in het Verdrag, verkrijgt het dankzij een directe verwijzing toch rechtskracht via het nieuwe artikel 6 van het Verdrag van Maastricht. Het 54 pagina’s tellende handvest bevat een opsomming van alle politieke, economische en sociale rechten die aan de burgers van de Europese Unie gegarandeerd moeten worden. Het document is grotendeels gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties en de Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa. Een protocol gehecht aan het Verdrag van Lissabon stelt dat de in het handvest genoemde rechten in het Verenigd Koninkrijk en Polen niet voor de rechter kunnen worden afgedwongen, voor zover deze rechten niet in het reeds geldend nationaal recht verankerd zijn.[53]