Naar inhoud springen

Erich Gottfried Abraham

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Erich Abraham
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Geboren 27 maart 1895
Marienburg, Oost-Pruisen, Duitse Keizerrijk
Overleden 7 maart 1971
Wiesbaden, Hessen, West-Duitsland
Rustplaats Südfriedhof, Wiesbaden, Hessen, West-Duitsland; veld: 02, iNS, graf: 10[1][2]
Land/zijde Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Vlag van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek Weimarrepubliek
Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Onderdeel Deutsches Heer
Reichswehr
Heer
Dienstjaren 1914 - 1945
Rang
General der Infanterie
Eenheid Deutschordens-Infanterie-Regiment Nr. 152
341e Infanterieregiment
Führerreserve
Bevel 76e Infanteriedivisie
1 april 1943 - juli 1944[3]
24 augustus 1944 -
4 september 1944[3]
63e Legerkorps
13 december 1944 -
april 1945[3]
Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog

Tweede Wereldoorlog

Onderscheidingen zie onderscheidingen
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Erich Gottfried Abraham (Marienburg, 27 maart 1895 - Wiesbaden, 7 maart 1971) was een Duitse officier en General der Infanterie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij voerde het commando over de 76e Infanteriedivisie en het 63e Legerkorps.

Erich Abraham werd op 27 maart 1895 in Marienburg, Oost-Pruisen geboren. Tijdens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trad Abraham als oorlogsvrijwilliger toe tot het Deutschordens-Infanterie-Regiment Nr. 152. Op 6 december 1915 werd hij tot Gefreiter en op 15 maart 1915 tot Unteroffizier bevorderd. Daarna volgde zijn bevordering tot Vizefeldwebel en Offiziersaspirant op 12 mei 1915. Hij werd op 12 augustus 1915 overgeplaatst naar het 341e Infanterieregiment, waar hij als Zugführer (pelotonscommandant) dienst deed. Van 19 augustus tot 6 september 1915 functioneerde hij als plaatsvervangend Kompanieführer (compagniescommandant). Van 20 februari tot 26 april 1916 werkte hij als plaatsvervangend adjudant van het 1e bataljon. En vanaf 20 mei 1916 werd hij als plaatsvervangend adjudant van het 3e bataljon ingezet. Op 11 september 1916 werd hij tot adjudant benoemd. In deze gelijke functie was Abraham vanaf 13 februari 1917 in het 1e bataljon werkzaam, hierdoor werd hij op 11 juli 1917 tot Leutnant der Reserve bevorderd. Hij werd op 20 juli 1917 als ordonnansofficier in de staf van het regiment ingezet. Op 25 januari 1918 werd hij als ordonnansofficier overgeplaatst naar de staf van de 86e Divisie. Hij bleef bij deze divisie tot het einde van de oorlog, en sloot zich op 19 december 1918 bij het Freiwilligen-Detachment Drews aan.

Op 1 maart 1920 werd Abraham in de Reichswehr opgenomen. Vanwege de verkleining van het leger, nam hij op 20 mei 1920 ontslag uit de actieve dienst. Hij behield de rang van een Oberleutnant der Reserve. Op 21 mei 1920 trad hij in dienst van de politie in Stettin. Daar was hij op 20 juni 1921 als leider (Hundertschaftführer) van een politie eenheid van 100 man en in de wijk werkzaam. Abraham ging van 20 augustus tot 20 december 1923 naar de hogere politieschool in Eiche, en volgde daar een leergang (Führerlehrgang) waarna hij bevorderd werd tot Polizei-Hauptmann. Op 9 april 1925 werd hij als adjudant voor personeelsaangelegenheden in de Schutzpolizei ingezet. Vanaf 15 augustus tot 1 oktober 1931 ging hij nogmaals naar de hogere politieschool in Eiche, en volgde daar een Führergehilfenlehrgang. Daarna volgde zijn overplaatsing naar de Landespolizeiinspektion Charlottenburg alsmede op 1 oktober 1933 naar de staf van de Landespolizeiinspektion Brandenburg-Berlijn. Vanaf daar werd hij naar leiderschapsopleiding B (Führerlehrgang B) gecommandeerd, en werd op 20 april 1934 tot Polizei-Major bevorderd. Als zodanig was hij groepsleider (Gruppenleiter) van de afdeling 2A van de Landespolizeiinspektion Brandenburg.

Op 15 oktober 1935 trad hij weer in dienst van de Heer, en werd als compagniechef van het 18e infanterieregiment ingezet. In de gelijke functie was Abraham op 6 oktober 1936 in het 105e Infanterieregiment werkzaam, en werd op 27 februari 1936 tot commandant van het 1e bataljon benoemd. Als bataljonscommandant werd hij bevorderd tot Oberstleutnant.

Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, nam Abraham op 21 november 1939 het commando van het 3e bataljon van het 266e Infanterieregiment over. Hij werd met terugwerkende kracht vanaf 29 maart 1940 tot commandant van het 230e Infanterieregiment benoemd. Abraham werd op 13 november 1942 voor zijn verdiensten in het noordelijk gebied rond Stalingrad met het Ridderkruis van het IJzeren Kruis onderscheiden[4]. Midden januari 1943 werd hij tot commandant van de Schule II für Offiziersanwärter der Infanterie in Wiener Neustadt benoemd. Van 22 februari 1943 tot 20 maart 1943 volgde hij de 2. Divisionsführerlehrgang in Berlijn. Op 1 april 1943 werd hij tot commandant van het 76e Infanteriedivisie benoemd. Op 26 juni 1944 werd Abraham met het Ridderkruis van het IJzeren Kruis met Eikenloof onderscheiden, dit vanwege zijn leiding over de divisie die erin slaagde om een bruggenhoofd ten noordwesten van Odessa over de Latka te veroveren, en die voor hun uit het oosten komende Duitse troepen open te houden, die door de Russische troepen teruggeslagen waren[4]. Op 1 augustus 1944 werd hij met de leiding van het 6e Roemeense Legerkorps belast, waarna hij aansluiten vanaf 21 augustus 1944 de korpsstaf Abraham aanvoerde. Drie dagen later werd hij voor een opleiding als bevelvoerend-generaal naar Hirschberg gecommandeerd, om in september 1944 de leiding over de groep Abraham (76e Infanteriedivisie, 2e Hongaarse Reservedivisie) over te nemen. Op 27 september 1944 was hij opnieuw commandant van de 76e Infanteriedivisie, totdat hij op 11 oktober 1944 terug moest keren om opnieuw het leiderschap van de groep Abraham (deze keer 76e Infanteriedivisie, Hongaarse 12e Reservedivisie en het Hongaarse commando Großwardein) over te nemen. Op 21 oktober 1944 werd hij opnieuw naar het Führerreserve overgeplaatst. Op 13 december 1944 werd hij plaatsvervangend commandant van het 63e Legerkorps. Met zijn bevordering tot General der Infanterie op 1 maart 1945, werd hij ook tot bevelvoerend-generaal van het 63e Legerkorps benoemd.

Einde van de oorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Als bevelvoerend-generaal van het 63e Legerkorps raakte Abraham na de capitulatie van nazi-Duitsland in Amerikaans krijgsgevangenschap, waarvan hij op 17 augustus 1947 weer vrijgelaten werd.

Er is verder niets bekend over het verloop van zijn leven. Abraham overleed op 7 maart 1971 in Wiesbaden.

Abraham bekleedde verschillende rangen in zowel de Deutsches Heer als Heer. De volgende tabel laat zien dat de bevorderingen niet synchroon liepen.

Datums Deutsches Heer Polizei Heer
4 augustus 1914[5][4] Kriegsfreiwilliger
6 december 1914[5][4] Gefreiter
15 maart 1915[5] Unteroffizier
12 mei 1915[5] Vizefeldwebel en
Offiziersaspirant
11 juli 1915[5][4] Leutnant der Reserve
21 mei 1920[5] -
20 mei 1920[4]
Polizeileutnant
9 september 1920[5] Charakter als Oberleutnant der Reserve
14 juni 1920[5]
Polizeioberleutnant
9 april 1925[5]
Polizeihauptmann
20 april 1934[5]
Polizeimajor
15 oktober 1935[5][4]
Major
30 september 1938[5][4]
Oberstleutnant
14 augustus 1941[5] -
1 september 1941[3]
Oberst
15 mei 1943[5] -
1 juni 1943[6]
Generalmajor
20 maart 1944[5] -
1 april 1944[6]
Generalleutnant
26 februari 1945[5] -
16 maart 1945[6]
General der Infanterie

Onderscheidingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Selectie:

  • (de) wwii-photos-maps: portret van Erich Abraham.