Naar inhoud springen

vergewissen

Uit WikiWoordenboek
  • ver·ge·wis·sen
  • afgeleid van gewis met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergewissen
vergewiste
vergewist
zwak -t volledig

vergewissen [1]

  1. wederkerend zich ~ van: zekerheid over iets pogen te verkrijgen
    • Hij vergewiste zich ervan dat hij zijn sleutel op zak had. 
87 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]